Oudheid
Deel 1
3.000 V.Chr
500 N.Chr.
De Dynastieën van Egypte
-
Het ontstaan van het Rijk van de farao`s
-
De drie bloeiperiodes
-
Het ontstaan van landbouw
-
De verdeling van Boven en Beneden Egypte en het Oude en het Nieuwe Rijk
-
Goden, Godinnen en Wedergeboorte
Het oude Egypte
Egypte ontstond als een van de vroegste beschavingen in de menselijke geschiedenis, en de exacte oorsprong ervan is het onderwerp van veel debat onder historici en archeologen. Over het algemeen wordt aangenomen dat de vorming van het oude Egypte geleidelijk plaatsvond over een periode van duizenden jaren.
De vroege stadia van de Egyptische beschaving begonnen rond 3100 voor Christus, toen Boven- en Beneden-Egypte werden verenigd onder koning Narmer, ook bekend als Menes. Deze eenwording markeerde het begin van het Oude Rijk van Egypte.
De vroege samenleving in Egypte ontwikkelde zich langs de oevers van de rivier de Nijl, die een cruciale rol speelde in het leven van de oude Egyptenaren. De vruchtbare grond langs de Nijl was zeer geschikt voor landbouw, en de rivier zelf bood transportmogelijkheden en diende als een belangrijke handelsroute.
Egypte ontwikkelde zich als een complexe samenleving met een georganiseerd bestuurssysteem, religie, architectuur en kunst. De farao's, of koningen, regeerden over Egypte en werden beschouwd als goddelijke heersers. Ze waren verantwoordelijk voor het handhaven van de stabiliteit en het bevorderen van de welvaart van het land.
De oude Egyptenaren geloofden sterk in het leven na de dood en besteedden veel aandacht aan het behoud van het lichaam en de ziel. Dit leidde tot de bouw van de beroemde piramides en graven, evenals de ontwikkeling van de complexe begrafenisrituelen en mummificatiepraktijken.
Gedurende de millennia van het bestaan van het oude Egypte onderging het land verschillende perioden van politieke en sociale veranderingen. Het Oude Rijk werd gevolgd door het Middenrijk en het Nieuwe Rijk, die elk hun eigen hoogtepunten en uitdagingen kenden.
Uiteindelijk kwam er een einde aan het oude Egypte met de verovering door Alexander de Grote in 332 voor Christus, waarna Egypte onder buitenlandse heerschappij kwam te staan, eerst onder de Ptolemaeën en later onder het Romeinse Rijk. Desondanks heeft de oude Egyptische beschaving een blijvende erfenis achtergelaten, met invloedrijke culturele, artistieke en architecturale bijdragen die tot op de dag van vandaag worden bewonderd.
Het ontstaan van het Rijk van de farao`s
De jaarlijkse overstromingen maakten van de Nijloevers een vruchtbaar gebied. De oogsten waren overvloedig. Langzaam maar zeker veranderde het Nijldal in een welvarend gebied met bewoners die uiteenlopend werk deden: akkerbouwers, veehouders, handelaren, ambtenaren, priesters en kunstenaars. Zo werd de basis gelegd voor de oud-Egyptische beschaving. In die beschaving leek er gaandeweg weinig te veranderen. Maar elke periode was anders. Het grondgebied veranderde. Net als het bestuur. Soms werd Egypte overheerst en beïnvloed door buitenlanders. Alleen de Nijl bleef een constante. Een belangrijke rivier.
Over het oude Egypte is veel bekend. We weten dat het rijk van de farao’s omstreeks 3100 v. Chr. is ontstaan. We weten ook hoe de Egyptenaren woonden en werkten, wat ze aten en dronken, hoe hun hiërogliefenschrift in elkaar zat, wat voor muziekinstrumenten ze bespeelden, welke cosmetica ze gebruikten, waarom ze in een hiernamaals geloofden, welke goden ze vereerden en hoe ze hun doden begroeven. Omstreeks 3100 v. Chr. werd het land onder één koning verenigd. Toen begon ook de geschiedenis van de dertig faraonische dynastieën. Een dynastie bestaat uit opeenvolgende koningen van n familie. Soms wisselen families binnen een dynastie elkaar af. Soms zijn er verschillende dynastieën tegelijk. In dat geval is het rijk verdeeld en wordt er gesproken van tussenperiodes.
De drie bloeiperiodes
Egypte kent drie bloeiperiodes met een koning voor het hele land: het Oude Rijk (3de- 6de dynastie), het Middenrijk (11de-12de dynastie) en het Nieuwe Rijk (18de-20ste dynastie).
Het Oude Rijk wordt gekenmerkt door de politieke stabiliteit, economische welvaart en de bouw van monumentale piramides. Het centrale gezag van de farao was sterk, de bureaucratie was goed georganiseerd en er werd vooruitgang geboekt op het gebied van architectuur en cultuur. De farao Djoser introduceerde de eerste piramide, de trappiramide, ontworpen door de beroemde architect Imhotep. De farao's van de 4e dynastie, zoals Cheops, Chephren en Mycerinus, bouwden de grote piramides van Gizeh. Het Oude Rijk eindigde met politieke instabiliteit en de ineenstorting van het centrale gezag.
Na een periode van verdeeldheid en politieke onrust herstelde het Middenrijk de eenheid en stabiliteit in Egypte. De farao's van deze periode toonden meer interesse in het welzijn van het volk en bevorderden literatuur, kunst en handel. Er werden uitgebreide irrigatiesystemen aangelegd langs de Nijl, waardoor landbouw en economische groei werden gestimuleerd. Het Middenrijk markeerde ook een periode van intensieve handelscontacten met buurlanden en de uitbreiding van de Egyptische invloed in Nubië. Deze periode eindigde opnieuw met politieke instabiliteit en invasies van buitenaf.
Het Nieuwe Rijk (ca. 1550-1070 v.Chr.): Het Nieuwe Rijk wordt beschouwd als de meest glorieuze periode in de geschiedenis van het oude Egypte. Het begon met de verdrijving van de Hyksos, een buitenlandse heersende macht, en zag een heropleving van de Egyptische cultuur en macht. Beroemde farao's zoals Hatsjepsoet, Thoetmosis III, Achnaton, Toetanchamon en Ramses II regeerden tijdens deze periode. Het Nieuwe Rijk was een tijd van uitbreiding van het Egyptische rijk, militaire successen, monumentale bouwwerken zoals de tempels van Karnak en Luxor, en een bloeiende kunst en literatuur. Het Nieuwe Rijk eindigde met politieke instabiliteit, invasies en de uiteindelijke onderwerping van Egypte door buitenlandse machten.
Deze drie bloeiperiodes waren cruciaal voor de ontwikkeling en de invloed van de oude Egyptische beschaving, en ze vormden hoogtepunten van politieke macht, culturele verfijning en architectonische pracht.
Het ontstaan van landbouw
Egypte bestaat voor negentig procent uit woestijn. Een betrekkelijk klein deel van het land, langs de oevers van de Nijl, is vruchtbaar en geschikt voor landbouw en veeteelt. Ook de visvangst is van belang. De betekenis van de Nijl vinden we terug in de oud-Egyptische kalender. De indeling in drie jaargetijden van elk vier maanden volgt het ritme van de rivier: de overstroming, het droogvallen van de akkers (zaaitijd) en de oogsttijd. In het Nijldal werden veel steden gebouwd. Daarvan zijn er maar enkele teruggevonden. In veel gevallen zijn ze onder moderne steden bedolven geraakt. Ook zijn er in het Nijldal veel tempels verloren gegaan. Veel piramides en graven zijn op de woestijnplateaus achter de landbouwvelden bewaard gebleven.
De verdeling van Boven en Beneden Egypte en het Oude en het Nieuwe Rijk
Het land van de farao’s was verdeeld in Boven en Beneden Egypte. Boven Egypte lag in het zuiden, de Vallei, in de richting van het hoger gelegen Centraal Afrika waar de Nijl ontspringt. Daaromheen ligt de woestijn, het zogeheten ‘rode land’, dat als een vreemd, vijandig gebied werd beschouwd. Beneden Egypte omvatte het lager gelegen noorden, de Delta, tot aan de kust van de Middellandse Zee.
In het Oude Rijk breidden de koningen hun land uit, tot het huidige Syrië, Palestina en Libanon. In de Eerste Tussenperiode viel het land weer uiteen. Deze periode wordt soms omschreven als een chaotische tijd met gevechten tussen het Noorden en het Zuiden. In het Middenrijk, de ‘Gouden Eeuw’ van de Egyptische cultuur, werd de eenheid hersteld. Daarna brokkelde het centrale gezag geleidelijk weer af. Palestijnse heersers, de Hyksos, profiteerden daarvan. Zij vestigden zich in de Nijldelta. Na een kleine tweehonderd jaar werden de Hyksos verdreven. In het Nieuwe Rijk breidden de Egyptische heersers het land weer uit (Syrië, Palestina). Het zuidelijk gelegen Nubië werd een Egyptische kolonie. Thebe werd de religieuze hoofdstad van Egypte, Memphis het administratieve centrum.
Vanaf 730 v. Chr. werd Egypte meermalen veroverd door buitenlanders, eerst door de Nubiërs, toen door de Assyrirs en ten slotte door de Perzen, afwisselend met periodes van Libisch gezag. De meeste buitenlandse heersers namen de moeite zich te vereenzelvigen met de Egyptische cultuur, inclusief tempels en beelden. Zij presenteerden zich dan ook als farao. Na Alexander de Grote en een verloren oorlog tegen de Romeinen ten tijde van de laatste Griekse koningin Cleopatra VII werd keizer Augustus in 31 v. Chr. de eerste farao van Romeinse komaf.
Goden, Godinnen en Wedergeboorte
De farao was de hoogste autoriteit van het land. Hij was de hogepriester van de goden, schakel tussen hemel en aarde, de ‘volmaakte god’ voor zijn volk. Hij was verantwoordelijk voor de orde in het land en vormde de hoogste rechterlijke macht. Het dagelijks bestuur van het land was in handen van de administratie, het leger en priesters. Voor elk onderdeel stelde de farao een hoge ambtenaar aan. Die vrijheid had hij niet altijd. Soms werden posities geërfd en had de farao te weinig macht om dat te veranderen. Zijn macht was ook niet altijd absoluut. In periodes van zwak centraal gezag hadden lokale gouverneurs veel vrijheid om hun gebied zelfstandig te besturen. De meeste koningen waren mannen, maar vrouwelijke farao’s waren er ook, zoals Hatsjepsoet en Cleopatra VII. Sommige koninginnen (Nefertiti) hadden mogelijk grote invloed op het beleid van hun echtgenoot.
In tegenstelling tot de monotheïstische godsdiensten (jodendom, christendom, islam) hadden de oude Egyptenaren niet één god, maar meerdere goden. Deze godheden gaven ieder op hun eigen manier betekenis aan de plaats van het land en zijn bevolking in de kosmos. Sommige goden werden geassocieerd met de zon, de vruchtbaarheid en de schepping, maar vaak waren ze zo veelzijdig dat ze zowel goed als kwaad konden doen. De farao liet tempels en piramides bouwen, en speelde soms een hoofdrol bij religieuze rituelen. Voor de meeste Egyptenaren was de plaatselijke god in de tempel van hun woonplaats het belangrijkste opperwezen, maar zo nodig konden zij ook de hulp inroepen van andere goden. De goden werden afgebeeld als dier of als mens met een dierenkop (Horus had de kop van een valk). In de veertiende eeuw v. Chr. verhief de farao Achnaton de zonnegod Aton tot de belangrijkste god.
De Egyptenaren mummificeerden hun doden om hen voor te bereiden op een volgend leven. In hun wereldbeeld was de schepping een cyclisch proces, net als de wisseling van dag en nacht, de afnemende en wassende maan, de opkomst en afsterving van het gewas en het stijgen en zakken van het water van de Nijl. Cyclisch was ook het bestaan van de mens. Na zijn dood werd hij opnieuw geboren en was hij klaar voor een nieuw leven in het hiernamaals.
De eerste voorwaarde voor een wedergeboorte was dat de integriteit van lichaam en ziel behouden zou blijven. Door de doden te mummificeren zou het lichaam een veilig omhulsel blijven voor de ziel. Op hun reis naar het dodenrijk kregen de overledenen soms tal van voorwerpen mee, variërend van wapens tot aardewerk, stèles met afbeeldingen en spreuken, gemummificeerde dieren en sieraden. Ook werden zij van voedsel voorzien om in goede conditie te blijven. Zo konden zij als vergoddelijkte doden nog miljoenen jaren vooruit.
In de periode tussen het Oude Rijk en het Middenrijk lieten farao’s piramides voor zichzelf bouwen. Deze enorme koningsgraven stonden op de grafvelden van de hoofdstad Memphis en in zuidelijker gelegen gebieden, zoals in de buurt van Hawara. Ze symboliseren de welvaart en efficiënte administratie van de Egyptische staat. De koningsgraven waren gevuld met talrijke voorwerpen die de koning vergezelden op zijn reis naar het hiernamaals. De mummie van de farao lag in een houten lijkkist die in een grote stenen sarcofaag werd geplaatst. Later zetten de koningen een punt achter de bouw van piramides en werden de graven voor farao’s en hoge ambtsdragers uit rotsen gehakt.