top of page
4_edited.jpg

Hoge en Late Middeleeuwen

1.00 tot 1.500

1.JPG

Tijd van Steden en Staten

  • De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.

  • De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

  • Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke of de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.

  • De uitbreiding van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten.

  • Het begin van staatsvorming en centralisatie

Van Stad tot Kruistocht

Op 13 augustus 1415 landde koning Hendrik V van Engeland met een leger van 8000 boogschutters en 2000 man cavalerie bij het Franse plaatsje Harfleur. De Engelse koning wilde de Fransen zo snel mogelijk verslaan, om zo Frankrijk op te eisen als zijn eigendom. Maar terwijl Hendrik met zijn manschappen optrok naar de stad Calais, stuitte hij in de bossen van Azincourt op het Franse leger. Deze legermacht was maar liefst twee keer zo groot als dat van Hendrik! De Engelse koning zag in dat hij slim moest zijn, om niet te verliezen van de 20.000 Franse soldaten. Maar het zat de Engelsen niet mee. In de nacht van 24 augustus regende het zo stevig, dat de soldaten de hemel beschreven ‘als in duisternis gehuld’.

De Fransen keken minachtend uit op de hongerige Engelse soldaten, die door de regen geen warme maaltijd hadden kunnen bereiden. Het was voor hen duidelijk: ‘deze Engelsen maakten geen schijn van kans tegen hun oppermachtige ridders te paard’! Maar koning Hendrik V had gerekend op deze houding. Hij gaf het bevel om zijn speciale troepen aan te laten treden: boogschutters gewapend met de longbow. Met deze bogen werd pijlenregen naar pijlenregen afgevuurd. De zwaar bepantserde Franse ridders probeerden de dodelijke Engelse pijlen te ontwijken door zo snel mogelijk naar de vijand te rijden. Maar de zware tegen van die nacht had het slagveld in een modderpoel veranderd. In blinde paniek sloeg een deel van de Fransen op de vlucht. Na een kort gevecht werd de rest gevangen. Maar de Engelse koning wilde geen gevangenen. Hij gaf het bevel: ‘dood hen’. Oorlog was veranderd in slachting, in een tijd waarin Engelsen en Fransen meer dan honderd jaar met elkaar in oorlog waren: de tijd van steden en staten.

In de tiende eeuw begon de bevolking langzaam toe te nemen. Hierdoor werd de vraag naar landbouwproducten en daarmee landbouwgrond groter. Gebieden als bossen, moerassen en veengronden werden ontgonnen. Dankzij de nieuw gecreëerde landbouwgrond steeg de voedselproductie. Uitvindingen als de keerploeg en het juk stuwden die productie nog verder op. Door de hogere opbrengsten konden de bescheiden overschotten verhandeld worden, met als gevolg dat de handel rond het jaar 1000 herleefde. Steeds meer mensen verbouwden niet langer hun eigen voedsel. Zij specialiseerden zich in een ambacht om hun levensbehoefte te voorzien.

Deze ambachtslieden verkochten hun spullen aan handelaren. Zij vonden elkaar op knooppunten van handelsnetwerken – die vaak aan het water lagen – nabij een klooster of een kasteel. Zo’n kasteel of klooster kon bescherming bieden tegen rovers. Daarnaast hadden de inwonende kapitaal en kennis waartegen de producten geruild konden worden. Steeds meer mensen begonnen zich op deze plekken te vestigen. Vooral voor ambachtslieden was het praktisch een werkplaats te hebben nabij zo’n handelspunt. Vandaar dat deze handelsgemeenschappen uitgroeiden tot steden met vaak niet meer dan enkele duizenden inwoners. Deze steden lokten handelaren van heinde en verre. Het herleven van de langeafstandshandel was te danken aan de toegenomen veiligheid. Rond het jaar 1000 kwam er een einde aan de invallen van Vikingen, Saracenen en Aziatische steppevolken.

Naast de toegenomen veiligheid werd de langeafstandshandel ook gestimuleerd door het organiseren van jaarmarkten. Op deze markten, zoals die van het Franse Champagne en Brie, werden producten uit West- en Zuid-Europa uitgewisseld. Daarbij maakten handelaren steeds vaker gebruik van geld en van wisselbrieven. Het opnieuw gebruiken van geld maakte het handelen tevens makkelijker. Gebieden die honderden jaren autarkisch waren geweest, begonnen langzaam het hofstelsel los te laten. Herendiensten en betalingen in natura door boeren konden vervangen worden door pachtbetalingen in geld. Zo legden handel en ambacht de basis voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.

De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

Door de groeiende welvaart van steden, begonnen de inwoners met hun adellijke heren over voorrechten te onderhandelen om deze vervolgens vast te laten leggen. De heren wilden deze rechten wel verlenen voor een tegenprestatie. Deze voorrechten of stadsrechten moesten worden afgekocht met een eenmalige som geld of een periodieke belastingafdracht. Daarnaast moesten steden in tijden van een oorlog soldaten leveren. Het gevolg was dat steden hun onafhankelijkheid zagen groeien. Ze hoefden minder verantwoording aan de heer af te leggen. Toch hield hij wel invloed in de steden door permanente vertegenwoordigers te laten verblijven in de stad, bijvoorbeeld een schout. Dankzij de stadsrechten groeide de zelfstandigheid en het zelfbewustzijn van steden.

Stedelijke samenlevingen waren gelaagd, vaak naar inkomen. Bovenaan stonden de rijke handelsfamilies en ambachtslieden die zich organiseerden in gilden. Beide groepen hadden volledig burgerschap, dat betekende dat zij in het stadsbestuur plaatsnamen en binnen de stadsmuren mochten wonen en werken. De Nederlandse benaming voor die groep is poorters. De laag onder de poorters bestond uit dagloners en bedeelden die niet konden reken op volledig burgerschap.

Gilden oefenden controle uit op de economische en sociale gelaagdheid van een stad. Zij moesten toezien op de kwaliteit en prijs van het product. Ook rekenden zij af met concurrentie. Zo kon de bakkersgilde het stadsbestuur andere concurrerende bakkers de stad laten uitzetten of het bestuur andere bakkers verbieden om brood te bakken. Het gevolg was dat een gilde niet alleen bijzondere economische positie had binnen de stadsmuren, maar ook een sociale; aangezien men alleen de beroepsopleiding kon volgen bij zo’n gilde. Daarnaast zorgde de gilde voor zijn behoeftige leden. Een gilde lid dat arbeidsongeschikt was, werd verzorgd. Ook oudere leden werden op hun oude dag onderhouden door de gilde.

1920px-View_on_the_waal_janvangoyen.jpg

Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben

In de middeleeuwen ontstond onder de christenen het idee dat elke gelovige deel uitmaakt van twee rijken: het wereldlijke deel en het geestelijke deel van Christus. Daarom moest elke christen luisteren naar zowel de vorst (wereldlijk) als de paus (geestelijk). Tussen de geestelijke macht en de wereldlijke macht was in de hoge middeleeuwen een felle machtsstrijd aan de gang over de vraag wie het hoogste gezag (het primaat) had in de samenleving.

De Investituurstrijd uit de elfde en twaalfde eeuw is daar een voorbeeld van. Pausen wilden de invloed van leken op de kerk terugdringen. Zij verboden daarom de benoeming van hoge geestelijken, zoals bisschoppen, door vorsten.

In de elfde eeuw leidde dit tot botsing tussen paus Gregorius VII en keizer Hendrik IV van het Heilige Rooms Rijk, het huidige Duitsland. De keizer zag zichzelf als voortzetter van het West-Romeinse Rijk en vond dat hij daarom volledig in zijn recht stond om bisschoppen te benoemen. Bovendien maakte de keizer gebruik van bisschoppen door hen bestuurlijke functies te geven, om zo zijn eigen macht te vergroten. Bisschoppen konden geen dynastie opbouwen, omdat zij niet mochten trouwen. Zo kreeg de keizer ook niet te maken met ruzies om erfopvolging. Omdat bisschoppen volledig afhankelijk waren van de keizer voor hun (bestuurlijke) macht, waren zij ook hem trouw. Daarom was het voor de keizer van belang dat hij de bisschoppen zelf benoemde. De keizer van het Heilige Roomse Rijk stond erop dat hij de benoeming ook symbolisch duidelijk maakte door de bisschop te bekleden met een bisschopsring en een kromstaf. Deze benoeming plus ceremonie wordt investituur genoemd. De paus bemoeide zich op zijn beurt met de oorlog die Hendrik IV uitvocht tegen de Saksen.

Toen de keizer zijn eigen kandidaat als bisschop van Milaan benoemde, was de maat vol voor de paus. Hij deed de koning in de ban. De keizer maakte daardoor niet meer deel uit van de Rooms-Katholieke Kerk. In de praktijk betekende dit dat eenieder Hendrik IV mocht vermoorden, zonder geestelijke consequenties. Daarna ontbrandde een jarenlange strijd die pas in de twaalfde eeuw werd beslecht. De keizer deed afstand van de investituur met kromstaf en ring.

Alleen lokale geestelijken mochten deze ceremonie vervullen. Wel overhandigde de keizer de wereldlijke macht aan de bisschop, door hem een scepter te overhandigen (het symbool van de wereldlijke macht). Dit compromis was niet het einde van de strijd tussen keizer en paus. Deze zou later nog herhaaldelijk oplaaien tussen andere keizers, koningen en pausen.

De-gang-naar-Canossa-maken-Wikimedia-Commons-e1582465879956.jpg

De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten

In 1095 werd Constantinopel, de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk (het Byzantijnse Rijk), bedreigd door moslims. Terwijl de Investituurstrijd in volle gang was, riep de paus edelen op om de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk van de ondergang te redden. Daarnaast moest ‘het heilige land op de ongelovigen worden veroverd’. Wellicht wilde de paus met zijn oproep tot een militaire expeditie gericht tegen de moslims, laten zien dat zijn geestelijke macht boven de wereldlijke macht van edelen en vorsten ging.

De Eerste Kruistocht (1096-1099) werd een succes. Christelijke legers, bestaande uit boeren en ridders, veroverden grote gebieden in het huidige Turkije, Syrië en Israël. In 1099 volgde ook Jeruzalem, de stad waar Jezus Christus was gekruisigd. Door deze successen werd de invloed van de christelijke wereld uitgebreid buiten Europa. De kruisvaardersstaten waren het gevolg van deze Europese expansie. In deze staten vormden Europese edelen een kleine toplaag boven de inheemse moslims en oosterse christenen. Deze edelen namen vaak gebruiken over van hun oosterse buren, die ook hun handelspartners waren of dienaren.

Waar de Eerste Kruistocht een succes was, daar waren de acht daaropvolgende kruistochten minder succesvol. Zij waren bedoeld om nieuwe gebieden te veroveren, verloren gebieden te heroveren of veroverde gebieden te behouden. Zo was de Derde Kruistocht (1189-1192) het gevolg van de herovering van Jeruzalem door de Koerdische generaal Saladin. Na 1291 was het gedaan met de Europese invloed in het oosten.

Het begrip kruistochten werd door middeleeuwers breder opgevat dan alleen de tochten naar het Midden-Oosten. Zij verstonden daar ook onder de expedities tegen moslims gericht op de herovering van Spanje (reconquista). Ook tegen de heidense Slavische volken en Joden wonend in Noordoost-Europa werden kruistochten georganiseerd.

imagen_1_1496759313.png

Het begin van staatsvorming en centralisatie

In de hoge middeleeuwen nam de landbouwproductie toe, herleefden de handel en ambacht wat leidde tot de heropleving van de grote steden. Daarnaast kwamen er betere verbindingen en kwam er meer geld in omloop. Deze bovenstaande ontwikkelingen boden leenheren (koningen) de mogelijkheid om hun greep op de leenmannen (hoge adel) terug te krijgen, die ze door erfopvolging binnen het leenstelsel en achterleenmannen die trouwer waren aan een hoge edelman dan aan de koning, waren kwijtgeraakt. Zodoende begonnen koningen vanuit één punt te besturen, waarbij iedereen binnen de grenzen van het koninkrijk aan dezelfde wetten moest gehoorzamen. Door deze centralisatie werden de eerste stappen ondernomen richting staatsvorming.

Om ervoor te zorgen dat deze wetten ook werden nageleefd, probeerden koningen met eigen instellingen, zoals rechtbanken en belastingapparaat, en geschoolde ambtenaren gehoorzaamheid van de onderdanen af te dwingen. Werd een regel overtreden, dan zaten daar consequenties aan vast. Daarnaast probeerden koningen ervoor te zorgen dat alleen zij oorlog konden voeren. Dit alles kostte natuurlijk veel geld. Zij haalden dat vooral uit de rijke steden, die in ruil daarvoor stadsrechten kregen. Ook riep de koning vertegenwoordigers van alle standen bijeen om hem van advies te voorzien en tezamen ‘met hem te regeren’. Hoge edelen verloren door centralisatie en staatsvorming invloed op het bestuur.

390px-1099jerusalem.jpg
4.Steden en Staten
Opkomst handel en ambacht | TV 4, KA 13
03:11

Opkomst handel en ambacht | TV 4, KA 13

Geschiedenisbijles van WieWatWanneer? Kijk en boek je les via https://leergemak.wixsite.com/leergemak Social Media: Website: http://wiewatwanneer.wixsite.com/wiewatwanneer Instagram: https://www.instagram.com/wiewatwanneer_/ De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. Nijverheid, de Hanze en een geldeconomie. Het zijn aspecten die we tegenkomen in de Late Middeleeuwen. Boeren gingen daarom in de late middeleeuwen landbouwgrond ontginnen. Bos werd bijvoorbeeld gekapt en zo ontstond er nieuw landbouwgrond. In de Lage Landen werden ook moerassen, veengronden of meren drooggelegd. Vaak was de landheer degene die dit besloot en de boeren naar de nieuwe landbouwgronden stuurde. Zo werd er gebruik gemaakt van de ijzeren keerploeg, die de grond dieper open ploegde. Er werd gebruik gemaakt van het juk en ossen werden door paarden vervangen als trekdier. Een andere belangrijke verandering was het drieslagstelsel in plaats van het tweeslagstelsel. In de late middeleeuwen zien we dat veel gebieden in Europa een agrarisch-urbane samenleving worden: dus waar veel mensen óók hun kost verdienen door handel of diensten ipv op het land te werken. De handel kon toenemen doordat het veiliger werd. Daarbij sloten veel edelen zich aan bij de Godsvredebeweging. Europa was ondertussen gekerstend en geweld hoorde niet onder christenen. In de steden ontstonden gilden, organisaties van mensen met hetzelfde beroep. Een hanze is een samenwerkingsverband van kooplieden uit verschillende steden. Maar als we het tegenwoordig over de Hanze hebben bedoelen we meestal de Duitse Hanze. Hanzesteden waren er van de Nederlanden en Duitsland tot de Baltische staten. Muziek Hyperfun - Kevin MacLeod (incompetech.com) Licensed under Creative Commons: By Attribution 3.0 http://creativecommons.org/licenses/by/3.0/
De Hanze
04:34
De kruistochten | Welkom in de middeleeuwen
03:41

De kruistochten | Welkom in de middeleeuwen

Godfried van Bouillon is de leider van de eerste kruistocht. Hij is samen met zijn kruisridders op weg naar Jeruzalem om de stad te bevrijden van de Turken, maar onderweg zaaien ze dood en verderf. Het is een lange tocht, die niet iedereen tot het einde weet vol te houden. Bekijk meer #WelkomindeMiddeleeuwen Wil je meer zien? Kijk dan op http://go.ntr.nl/welkom Deze video heeft de kijkwijzer: Alle leeftijden Deze video komt uit de aflevering ‘Kruistochten'. Godfried van Bouillon is hoofdgast en vertelt aan de verbijsterde Dorine over de gewelddadige kruistochten in de elfde eeuw die hij leidde naar Jeruzalem. Hij biedt boze kijkers zijn excuses aan. Met o.a. Een ridder aankleden, De baksteen en De kruistocht. Scenario en regie: Niek Barendsen Eindredactie: Loes Wormmeester Historisch advies: Herman Pleij Coördinerend producer: Stephanie de Beer Producer: Jacqueline Brinkman Productieleider: Sophie Challa Assistent productieleider: Lauren Lochtenberg Productieassistenten: Robbie Düring, Jara Milot, Marijke van der Pauw, Olivia Duthler Regie-assistentie: Fem Petraeus, Eva Leysen, Freek Donkers Jottum Kok Camera: Robbert-Jan van der Does, Rick David, Dennis Wielaert, Walter Juijn Ass Camera: Kristian Dekker Geluid: Eric de Roode, Olivier Rekers, Gideon Bijlsma, Coen Gravendaal Licht: Chris Uiterwijk, Roel Ypma Muziek: Niek Barendsen, Eric de Roode Montage: Pim Verhoef Geluidsnabewerking: Lars Tol Kleurcorrectie: Xandra ter Horst Grime: Arjan van der Grijn, Fieke Brokkelkamp, Ingrid Dorresteijn, Sydney Vereycken Kleding: Monica Petit, Ilse Oosterhoff, Saar van Gerwen, Nikki Mahieu, Robin van Dam Art director: Barbara Kusmirak Art op set: Denice Zwiers, Elsemieke van der Heijden, Daan Croonenberg Ass art: Dylan Hooft Opnameleiding: Anna van Schijndel, Nic Thoen, Marieke Weitkamp, Jip Prudon Coördinator reënactors: Springlevend Verleden Locatiemanager: Hein Teunissen Catering: Boelicious Events Behind the scenes: Isabelle van den Boomen Graphics: David Groen Fotografie: Martijn van Gelder Online-redactie: Tim Valkeman, Daniëlle Struik, Romy Albers Acteurs: Pierre Bokma, Ilse Warringa, Alex Klaasen, Frank Lammers, Stefan de Walle, Michiel Nooter, Niek Barendsen, Paul Groot, Lies Visschedijk, Plien van Bennekom, Gijs de Lange, Ellen Pieters, Roos van Erkel, Rop Verheijen, Laus Steenbeeke, Remko Vrijdag, Rogier in ’t Hout, Dick van den Toorn, Loes Luca, Maaike Martens, Hans Kesting, Gijs Scholten van Aschat, Thomas Acda, Gijs Naber, Kees Boot, Bas Hoeflaak, Guy Clemens, Rogier in ’t Hout, Sidar Toksöz, Anne-Marie Jung, Tjebbo Gerritsma, Tygo Gernandt, Cees Geel, Hajo Bruins, Valentijn Benard, Matteo van der Grijn, Mustafa Duygulu, Tina de Bruin, Claire Bender, Aiko Beemsterboer, Maarten Heijmans, Leo Alkemade, Marcel Hensema, Phi Nguyen, Annick Boer, Sanne Schlette, Ydwer Bosma, Pascal van den Berg, Fayelinn Embregts, Lucas Reijnders, Brandon Coene.
bottom of page