top of page
7_edited.jpg

Verlichting

1.700 tot 1.800

1.JPG

Tijd van Pruiken en Revoluties

  • Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.

  • Voortbestaan van het Ancien Régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven: verlicht absolutisme.

  • Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.

  • De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.

Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap

In het vroegst van de ochtend op 21 januari 1793 reed een glazenkoets over de hobbelige straatjes van Parijs, met daarin de voormalige Franse koning Lodewijk naar de Place de la Révolution. Lodewijk XVI was de vernedering van de beulskar bespaard gebleven; een laatste restje eerbetoon. De koets beschermde de voormalige koning echter niet tegen het gelach, gescheld en de doodswensen van de joelende menigte. De inwoners van Parijs roken bloed; en bloed zouden ze krijgen. Lodewijk wist wat hem te wachten stond: de dood. Eenmaal aangekomen bij het schavot, werd hij de gammele houten treden op geduwd door enkele norse wachters. Er waren 50.000 militairen op de been gebracht om de voormalige koning te begeleiden naar zijn dood. Aanhangers van Lodewijk mochten de koning niet kunnen bevrijden. Deze executie mocht niet misgaan. De Franse koning was namelijk het symbool van de oude macht, een macht die gebroken moest worden aldus de leiders van de Franse Revolutie.

Met een gebroken stem vroeg Lodewijk of hij de menigte nog mocht toespreken, een allerlaatste keer. De beul schudde nors zijn hoofd en schopte de voormalige koning tegen zijn knieën. Lodewijk viel voorover. De beul greep hem bij zijn haren en sleurde de voormalige koning richting de wachtende guillotine. Dit instrument van de dood – dat bekend zou komen te staan als het wapen van de Franse Revolutie – zou de voormalige Franse koning met één snelle haal doden. Lodewijk werd vastgezet onder de guillotine. De beul voelde de gespannen sfeer die over de menigte was gekropen. Hij besloot dan ook de executie niet langer uit te stellen. Met een snelle ruk aan het koord gleed het schuine mes van de guillotine naar beneden. De magere nek van de koning bood geen weerstand. Lodewijks hoofd, nu bevrijd van zijn nek, stuiterde over de planken om vervolgens te worden opgepakt door de beul. Triomfantelijk hield hij het levenloze hoofd in de lucht. De Parijzenaren gingen door het lint. Hier hadden ze al die jaren op gewacht! Hun leven zou vanaf nu nooit meer hetzelfde zijn. Velen beloofden zichzelf die ochtend dat er nooit weer een tiran op de troon zou komen te zitten. Enkele maanden na de executie van Lodewijk onderging de voormalige Franse koningin Marie Antoinette hetzelfde lot.

In de tiende eeuw begon de bevolking langzaam toe te nemen. Hierdoor werd de vraag naar landbouwproducten en daarmee landbouwgrond groter. Gebieden als bossen, moerassen en veengronden werden ontgonnen. Dankzij de nieuw gecreëerde landbouwgrond steeg de voedselproductie. Uitvindingen als de keerploeg en het juk stuwden die productie nog verder op. Door de hogere opbrengsten konden de bescheiden overschotten verhandeld worden, met als gevolg dat de handel rond het jaar 1000 herleefde. Steeds meer mensen verbouwden niet langer hun eigen voedsel. Zij specialiseerden zich in een ambacht om hun levensbehoefte te voorzien.

Deze ambachtslieden verkochten hun spullen aan handelaren. Zij vonden elkaar op knooppunten van handelsnetwerken – die vaak aan het water lagen – nabij een klooster of een kasteel. Zo’n kasteel of klooster kon bescherming bieden tegen rovers. Daarnaast hadden de inwonende kapitaal en kennis waartegen de producten geruild konden worden. Steeds meer mensen begonnen zich op deze plekken te vestigen. Vooral voor ambachtslieden was het praktisch een werkplaats te hebben nabij zo’n handelspunt. Vandaar dat deze handelsgemeenschappen uitgroeiden tot steden met vaak niet meer dan enkele duizenden inwoners. Deze steden lokten handelaren van heinde en verre. Het herleven van de langeafstandshandel was te danken aan de toegenomen veiligheid. Rond het jaar 1000 kwam er een einde aan de invallen van Vikingen, Saracenen en Aziatische steppevolken.

Naast de toegenomen veiligheid werd de langeafstandshandel ook gestimuleerd door het organiseren van jaarmarkten. Op deze markten, zoals die van het Franse Champagne en Brie, werden producten uit West- en Zuid-Europa uitgewisseld. Daarbij maakten handelaren steeds vaker gebruik van geld en van wisselbrieven. Het opnieuw gebruiken van geld maakte het handelen tevens makkelijker. Gebieden die honderden jaren autarkisch waren geweest, begonnen langzaam het hofstelsel los te laten. Herendiensten en betalingen in natura door boeren konden vervangen worden door pachtbetalingen in geld. Zo legden handel en ambacht de basis voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.

De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

Door de groeiende welvaart van steden, begonnen de inwoners met hun adellijke heren over voorrechten te onderhandelen om deze vervolgens vast te laten leggen. De heren wilden deze rechten wel verlenen voor een tegenprestatie. Deze voorrechten of stadsrechten moesten worden afgekocht met een eenmalige som geld of een periodieke belastingafdracht. Daarnaast moesten steden in tijden van een oorlog soldaten leveren. Het gevolg was dat steden hun onafhankelijkheid zagen groeien. Ze hoefden minder verantwoording aan de heer af te leggen. Toch hield hij wel invloed in de steden door permanente vertegenwoordigers te laten verblijven in de stad, bijvoorbeeld een schout. Dankzij de stadsrechten groeide de zelfstandigheid en het zelfbewustzijn van steden.

Stedelijke samenlevingen waren gelaagd, vaak naar inkomen. Bovenaan stonden de rijke handelsfamilies en ambachtslieden die zich organiseerden in gilden. Beide groepen hadden volledig burgerschap, dat betekende dat zij in het stadsbestuur plaatsnamen en binnen de stadsmuren mochten wonen en werken. De Nederlandse benaming voor die groep is poorters. De laag onder de poorters bestond uit dagloners en bedeelden die niet konden reken op volledig burgerschap.

Gilden oefenden controle uit op de economische en sociale gelaagdheid van een stad. Zij moesten toezien op de kwaliteit en prijs van het product. Ook rekenden zij af met concurrentie. Zo kon de bakkersgilde het stadsbestuur andere concurrerende bakkers de stad laten uitzetten of het bestuur andere bakkers verbieden om brood te bakken. Het gevolg was dat een gilde niet alleen bijzondere economische positie had binnen de stadsmuren, maar ook een sociale; aangezien men alleen de beroepsopleiding kon volgen bij zo’n gilde. Daarnaast zorgde de gilde voor zijn behoeftige leden. Een gilde lid dat arbeidsongeschikt was, werd verzorgd. Ook oudere leden werden op hun oude dag onderhouden door de gilde.

1920px-View_on_the_waal_janvangoyen.jpg

Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben

In de middeleeuwen ontstond onder de christenen het idee dat elke gelovige deel uitmaakt van twee rijken: het wereldlijke deel en het geestelijke deel van Christus. Daarom moest elke christen luisteren naar zowel de vorst (wereldlijk) als de paus (geestelijk). Tussen de geestelijke macht en de wereldlijke macht was in de hoge middeleeuwen een felle machtsstrijd aan de gang over de vraag wie het hoogste gezag (het primaat) had in de samenleving.

De Investituurstrijd uit de elfde en twaalfde eeuw is daar een voorbeeld van. Pausen wilden de invloed van leken op de kerk terugdringen. Zij verboden daarom de benoeming van hoge geestelijken, zoals bisschoppen, door vorsten.

In de elfde eeuw leidde dit tot botsing tussen paus Gregorius VII en keizer Hendrik IV van het Heilige Rooms Rijk, het huidige Duitsland. De keizer zag zichzelf als voortzetter van het West-Romeinse Rijk en vond dat hij daarom volledig in zijn recht stond om bisschoppen te benoemen. Bovendien maakte de keizer gebruik van bisschoppen door hen bestuurlijke functies te geven, om zo zijn eigen macht te vergroten. Bisschoppen konden geen dynastie opbouwen, omdat zij niet mochten trouwen. Zo kreeg de keizer ook niet te maken met ruzies om erfopvolging. Omdat bisschoppen volledig afhankelijk waren van de keizer voor hun (bestuurlijke) macht, waren zij ook hem trouw. Daarom was het voor de keizer van belang dat hij de bisschoppen zelf benoemde. De keizer van het Heilige Roomse Rijk stond erop dat hij de benoeming ook symbolisch duidelijk maakte door de bisschop te bekleden met een bisschopsring en een kromstaf. Deze benoeming plus ceremonie wordt investituur genoemd. De paus bemoeide zich op zijn beurt met de oorlog die Hendrik IV uitvocht tegen de Saksen.

Toen de keizer zijn eigen kandidaat als bisschop van Milaan benoemde, was de maat vol voor de paus. Hij deed de koning in de ban. De keizer maakte daardoor niet meer deel uit van de Rooms-Katholieke Kerk. In de praktijk betekende dit dat eenieder Hendrik IV mocht vermoorden, zonder geestelijke consequenties. Daarna ontbrandde een jarenlange strijd die pas in de twaalfde eeuw werd beslecht. De keizer deed afstand van de investituur met kromstaf en ring.

Alleen lokale geestelijken mochten deze ceremonie vervullen. Wel overhandigde de keizer de wereldlijke macht aan de bisschop, door hem een scepter te overhandigen (het symbool van de wereldlijke macht). Dit compromis was niet het einde van de strijd tussen keizer en paus. Deze zou later nog herhaaldelijk oplaaien tussen andere keizers, koningen en pausen.

De-gang-naar-Canossa-maken-Wikimedia-Commons-e1582465879956.jpg

De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten

In 1095 werd Constantinopel, de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk (het Byzantijnse Rijk), bedreigd door moslims. Terwijl de Investituurstrijd in volle gang was, riep de paus edelen op om de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk van de ondergang te redden. Daarnaast moest ‘het heilige land op de ongelovigen worden veroverd’. Wellicht wilde de paus met zijn oproep tot een militaire expeditie gericht tegen de moslims, laten zien dat zijn geestelijke macht boven de wereldlijke macht van edelen en vorsten ging.

De Eerste Kruistocht (1096-1099) werd een succes. Christelijke legers, bestaande uit boeren en ridders, veroverden grote gebieden in het huidige Turkije, Syrië en Israël. In 1099 volgde ook Jeruzalem, de stad waar Jezus Christus was gekruisigd. Door deze successen werd de invloed van de christelijke wereld uitgebreid buiten Europa. De kruisvaardersstaten waren het gevolg van deze Europese expansie. In deze staten vormden Europese edelen een kleine toplaag boven de inheemse moslims en oosterse christenen. Deze edelen namen vaak gebruiken over van hun oosterse buren, die ook hun handelspartners waren of dienaren.

Waar de Eerste Kruistocht een succes was, daar waren de acht daaropvolgende kruistochten minder succesvol. Zij waren bedoeld om nieuwe gebieden te veroveren, verloren gebieden te heroveren of veroverde gebieden te behouden. Zo was de Derde Kruistocht (1189-1192) het gevolg van de herovering van Jeruzalem door de Koerdische generaal Saladin. Na 1291 was het gedaan met de Europese invloed in het oosten.

Het begrip kruistochten werd door middeleeuwers breder opgevat dan alleen de tochten naar het Midden-Oosten. Zij verstonden daar ook onder de expedities tegen moslims gericht op de herovering van Spanje (reconquista). Ook tegen de heidense Slavische volken en Joden wonend in Noordoost-Europa werden kruistochten georganiseerd.

imagen_1_1496759313.png

Het begin van staatsvorming en centralisatie

In de hoge middeleeuwen nam de landbouwproductie toe, herleefden de handel en ambacht wat leidde tot de heropleving van de grote steden. Daarnaast kwamen er betere verbindingen en kwam er meer geld in omloop. Deze bovenstaande ontwikkelingen boden leenheren (koningen) de mogelijkheid om hun greep op de leenmannen (hoge adel) terug te krijgen, die ze door erfopvolging binnen het leenstelsel en achterleenmannen die trouwer waren aan een hoge edelman dan aan de koning, waren kwijtgeraakt. Zodoende begonnen koningen vanuit één punt te besturen, waarbij iedereen binnen de grenzen van het koninkrijk aan dezelfde wetten moest gehoorzamen. Door deze centralisatie werden de eerste stappen ondernomen richting staatsvorming.

Om ervoor te zorgen dat deze wetten ook werden nageleefd, probeerden koningen met eigen instellingen, zoals rechtbanken en belastingapparaat, en geschoolde ambtenaren gehoorzaamheid van de onderdanen af te dwingen. Werd een regel overtreden, dan zaten daar consequenties aan vast. Daarnaast probeerden koningen ervoor te zorgen dat alleen zij oorlog konden voeren. Dit alles kostte natuurlijk veel geld. Zij haalden dat vooral uit de rijke steden, die in ruil daarvoor stadsrechten kregen. Ook riep de koning vertegenwoordigers van alle standen bijeen om hem van advies te voorzien en tezamen ‘met hem te regeren’. Hoge edelen verloren door centralisatie en staatsvorming invloed op het bestuur.

390px-1099jerusalem.jpg
7. Pruiken en Revoluties
De Franse bezetting | Welkom in de IJzeren Eeuw
01:56

De Franse bezetting | Welkom in de IJzeren Eeuw

De Franse bezetting zorgt voor veel ellende. Zo moet er belasting betaald worden en moeten jonge mannen het Franse leger in. Er is een ding wat ze wel goed hebben gedaan. Dat zijn de hekjes om de grachten zodat er niemand meer in de gracht kan vallen. Te gast op de bank is Lodewijk Napoleon, broer van de grote keizer Napoleon. Hij noemde zich 'conijn van Olland' tijdens de Franse bezetting. Lodewijk leerde Nederlands, was dol op stroopwafels en raakte volledig ingeburgerd, totdat hij werd teruggeroepen omdat de Hollanders hem te aardig vonden. Dorine ontvangt hem, zijn zoontje Lodewijkje en zijn vrouw Hortense. Met o.a. 'De kroning van Napoleon', 'de Leidse kruitramp' en 'Gebitten van Waterloo'. Wil je meer zien? Kijk dan op http://go.ntr.nl/welkom Wie heeft er meegewerkt aan dit programma? Scenario en regie: Niek Barendsen Eindredactie: Loes Wormmeester Historisch advies: Niek van Sas Productie-coördinator: Stephanie de Beer Producer: Jacqueline Brinkman Productie: Roxanne Kranstauber Productieassistent: Teuntje Stoopen Productieassistent: Marie-Anne Faustinelli Regie-assistentie: Maurice van Dinther, Hilde Woudstra Camera: Robbert-Jan van der Does Geluid: Eric de Roode Licht: Roel Ypma Montage: Pim Verhoef Geluidsnabewerking: Lars Tol Kleurcorrectie: Xandra ter Horst Grime: Arjan van der Grijn, Mirjam Venema, Marleen Holthuis Kleding: Monica Petit, Saar van Gerwen, Mariam Burhan Art director: Barbara Kusmirak Rekwisieten: Daan Croonenberg Ass art: Hugo Braat Opnameleiding: Andre Teelen Animatie: Mascha Halberstadt, Groenbrothers Fotografie: Ben van Duin Online-redactie: Luc Willems, Jacco de Wit Met: Alex Klaasen, Axel Lukkien, Barry Emond, Bianca Krijgsman, Bobby van Vleuten, Bono Jaspers, Dana Goldberg, Dick van den Toorn, Diederik Ebbinge, Elise Schaap, Ellen Pieters, Ferron de Wit, Freek Bartels, Gijs de Lange, Hein van der Heijden, Ilse Warringa, Jochen Otten, Laus Steenbeeke, Lies Visschedijk, Maaike Martens, Maarten Heijmans, Marc-Marie Huijbrechts, Martine Sandifort, Mauro Rol, Michiel Nooter, Paul de Leeuw, Paul Kooij, Pepijn Gunneweg, Pepijn Schoneveld, Pierre Bokma, Plien van Bennekom, Puck Busser, Raymonde de Kuyper, Remko Vrijdag, Rianne Botma, Rob Renoult, Roos van Erkel, Rop Verheijen, Sanguita Akkrum, Sam Hartemink, Sanne van der Does, Sergio Ijssel, Teun Stokkel, Thor Braun, Tina de Bruin, Xander van Vledder, Yannick van de Velde Bekijk meer #Welkomindeijzereneeuw
The French Revolution: Crash Course World History #29
11:54

The French Revolution: Crash Course World History #29

In which John Green examines the French Revolution, and gets into how and why it differed from the American Revolution. Was it the serial authoritarian regimes? The guillotine? The Reign of Terror? All of this and more contributed to the French Revolution not being quite as revolutionary as it could have been. France endured multiple constitutions, the heads of heads of state literally rolled, and then they ended up with a megalomaniacal little emperor by the name of Napoleon. But how did all of this change the world, and how did it lead to other, more successful revolutions around the world? Watch this video and find out. Spoiler alert: Marie Antoinette never said, "Let them eat cake." Sorry. Chapters: Introduction: The French Revolution 00:00 The French Declare Bankruptcy 0:41 Ancien Régime, Estates General, and the National Assembly 2:05 Declaration of Rights of Man and Citizen 3:16 Louis XVI, Marie Antionette, and the Women's March 4:00 The Jacobins 4:43 Austria and Prussia Intervene 5:35 An Open Letter to the Guillotine 6:48 Guillotines Galore 7:35 Napoleon Bonaparte 8:23 How Revolutionary was the French Revolution? 9:44 Credits 11:22 Crash Course is on Patreon! You can support us directly by signing up at http://www.patreon.com/crashcourse Want to find Crash Course elsewhere on the internet? Facebook - http://www.facebook.com/YouTubeCrashCourse Twitter - http://www.twitter.com/TheCrashCourse Instagram - https://www.instagram.com/thecrashcourse/ CC Kids: http://www.youtube.com/crashcoursekids
bottom of page